donderdag 31 maart 2011

Daar zit een luchtje aan!



Natuurlijk weet iedere Nederfrans wel, dat parfum in het Frans meer betekent dan een lekker luchtje. Rijst bijvoorbeeld kan parfumé zijn, met safraan. In de Franse ijssalon kun je kiezen uit wel dertig parfums, smaken. Quel parfum? vragen ze je dan en dat is niet om te weten te komen waarom je zo lekker ruikt.

Het is lente en mijn lilas staan op uitkomen, ze vullen de lentelucht met een zachte geur, un parfum doux. Tot zover is de wereld in orde. Maar dat petroleum tegenwoordig ook een lekkere geur moet hebben, dat gaat toch te ver! Op dit reclamebord (van deze landschapsvervuilende soort hangen er in Frankrijk veel te veel!) wordt petroleum aan geboden pour poêle, voor de kachel (uitspreken als "pwal"), MET DE GEUR VAN AARDBEIEN!

Er zijn nou eenmaal dingen die niet lekker ruiken, en waarom zou je dat willen veranderen. Het is dat ik geen petroleumkacheltje heb, anders zou ik puur voor het effect gaan vragen of ze ook petroleum met parfum fruit tropical hebben. Omdat het beter past bij de drinkyoghurt die ik net heb gekocht. Echt, hier zit voor mij een luchtje aan!

maandag 21 maart 2011

Sot l'y laisse


In een restaurant at ik laatst sot l'y laisse. Nou zeg jij misschien ‘o ja, sot l’y laisse, dat eet ik iedere week wel een keer’, maar ik had er persoonlijk nog nooit van gehoord. Je spreekt het uit als soo-lie-les. Wat ik op mijn bord had, waren kleine ronde stukjes vlees, medaillons van kip zou je kunnen zeggen, samen met rijst en wokgroenten, ongeveer zoals op de foto rechts.Volgens Le Petit Robert is sot l'y laisse: "un morceau à la chair très fine, de chaque côté de la carcasse d'une volaille, au-dessus du croupion" (het staartstuk).

Un sot is een zot, een dwaas. Als je deze stukjes vlees laat zitten (laisser), ben je gek! C'est un sot qui l'y laisse, het is een dwaas die het er laat zitten. Op mijn bord lagen er een stuk of zes, dus zijn er minstens drie kippen aan te pas gekomen. Hoe werkt zoiets, vroeg ik me af, stel dat ik thuis mijn gasten dit wil voorzetten, koop ik dan gewoon een dozijn sot l'y laisse (het woord verandert niet in het meervoud)? Nog niet zo gemakkelijk. Mijn slager heeft ze zeker niet klaarliggen en zei me dat hij niet zou weten waar hij ze überhaupt vandaan moet halen: ça vient pas de France peut-être, zei hij. Il faut faire attention!
Ik vroeg mijn slager nog iets anders. Namelijk waar in de kip volgens hem de sot l'y laisse zat. Au-dessus du croupion (het staartstuk), was zijn stellige antwoord. En één stukje vlees, niet twee. Ook een aantal andere (Franse) mensen uit mijn omgeving gaf dit antwoord. Taalkundig zouden ze gelijk kunnen hebben, want er staat l’, wat op een enkelvoudig stukje vlees duidt. Als het om twee stukjes ging, zou er moeten staan: sot qui les laisse.

Maar volgens een gevogelte-normeringswerkgroep van de Verenigde Naties (waarin niet de eersten de besten zitting hebben natuurlijk) zitten de sot l'y laisse aan weerszijden van het karkas, daar waar de kippebouten beginnen. Kijk maar op de foto. Deze twee stukjes zijn juist niet gemakkelijk te missen, integendeel, je ziet ze bijna zitten, door het vel heen! Bovendien zitten ze helemaal niet net boven het staartstuk, maar veel hoger.

Hoe zit het nu? Het woordenboek heeft ongelijk, zoveel is wel duidelijk. In de loop der tijden hebben de woordenboekredacteuren elkaar overgeschreven, en blijkbaar waren zij geen kipkenners. De sot l’y laisse is in de Franse culinaire geschiedenis een lange weg gegaan. In vroeger tijden ging het om het stukje vlees dat verborgen zit in een spleet in het bot net boven het staartstuk. Een stukje dat je over het hoofd zou kunnen zien inderdaad. In de loop der eeuwen is de kip misschien nauwelijks geëvolueerd, maar de kipconsument wel. Want het staartstuk gooien we tegenwoordig gewoon weg en afkluiven is er ook niet meer bij. Le sot l’y laisse heeft zich aangepast, heeft zich verdubbeld én is vanaf de staart een stuk naar boven geschoven.

Wanneer je binnenkort een gebraden kip in stukken snijdt, kijk dan eens of je ze vindt, de sot l'y laisse. Want je bent gek wanneer je ze zomaar laat zitten …

maandag 14 maart 2011

le déclic

Zoals je weet is de kapperdichtheid in Frankrijk behoorlijk groot. Mijn eigen stadje bijvoorbeeld telt ca. 10.000 inwoners en heeft minstens 15 kapsalons. Dat is één kapper op de ca. 650 inwoners. In Frankrijk als geheel is dat er één op de ongeveer 900 inwoners. In Nederland is er één kapper voor 1500 inwoners. En laten we eerlijk zijn: wanneer je om je heen kijkt in een willekeurige Nederlandse stad, kun je maar tot één conclusie komen: Nederlanders zou meer kappers tot hun beschikking moeten hebben ...

Kapsalons hebben vaak creatieve namen, zoals Scalp, Cyb'Hair of Tchip. Deze op de foto heet Déclic. Hoor je het tikken van de schaar, clic-déclic, clic déclic ... Avoir le déclic is een zeer bruikbare uitdrukking. Het betekent zoveel als: het kwartje is gevallen. Ah, maintenant j'ai eu le déclic! Nu heb ik het eindelijk begrepen! J'ai tilté, kun je ook zeggen. Dit woord komt van het Engelse to tilt, dat omslaan, opzij buigen betekent. Ook daarin zijn de Fransen creatief, in het naar eigen behoefte 'ombuigen' van een woord uit een vreemde taal.

Rest de vraag, in welk opzicht de kapper op de foto le déclic heeft gehad. In ieder geval niet om zijn gevel eindelijk eens een nieuwe look te geven. En dat ondanks de hevige concurrentie!

maandag 7 maart 2011

Revolutie bij de bakker


In Talk to the Snail beschrijft Stephen Clarke met veel stereotiepen en zwaar gechargeerde voorbeelden hoe de Fransen volgens hem zijn. Ik las het boekje jaren geleden, maar dit stukje is me altijd bijgebleven:
“ …, the French believe that bacteria have the right to live and breed, preferably in people‘s stomachs. Bread seems to be the biggest vector of germs. You can watch a boulangère squeeze a baguette, enjoying the crunch it makes, accept payment with the same hand, rummage around in her cash drawer, and then transfer all the bacteria in her coin collection to the next baguette – yours. “

Bij mijn bakker staat er sinds kort een apparaat op de toonbank dat CashGuard heet. Aan dit ding moet ik voortaan mijn baguette betalen. Ik moet er mijn muntgeld ingooien en het geeft me wisselgeld terug. De bakkersvrouw hoeft zich voortaan alleen nog maar met het brood bezig te houden.

Direct moest ik aan het stukje van Clarke denken. Eindelijk leek het erop dat de Fransen iets gingen doen aan de onhygiënische toestanden die hij zo hilarisch beschrijft. Ik reageerde dan ook direct, te snel achteraf, met: c’est pour des raisons d’hygiène, cet appareil? De juffrouw keek me drie lange seconden sprakeloos aan en zei toen: oui exactement, c’est ça! Argwanend keek ze toe hoe ik snel deze foto maakte.

Jumping to conclusions, heet het in het Engels. Ik had beter moeten weten, alleen al gezien de naam van het ding. Even zoeken op het internet leerde mij dat CashGuard van oorsprong een Zweeds product is, vooral bedoeld om de veiligheid van winkelpersoneel te vergroten. Op de site worden als argumenten voor de aanschaf van het apparaat, behalve veiligheid, verder nog genoemd dat er geen vergissingen meer kunnen worden gemaakt bij het teruggeven van het wisselgeld en de snelheid in het afhandelen van transacties. Voordelen voor de gezondheid staan ergens helemaal onderaan, voor personen die allergisch zijn tegen de metalen in muntgeld.

Het is duidelijk: Mijn bakker had de CashGuard misschien aangeschaft omdat er een greep in de kassa was gedaan of omdat ze bang waren voor een overval. Maar niet om zijn klanten te behoeden voor de verspreiding van bacillen via zijn dagelijks brood.

Qua menselijke interactie maakt het eigenlijk niet eens zoveel verschil, de CashGuard of de bakkersvrouw. Maar een kleine revolutie in de Franse broodcultuur is dit toch wel. Een baguette halen zal nooit meer hetzelfde zijn.